Ministerie van Sociale zaken
en Werkgelegenheid
Wet arbeid vreemdelingen
paragraaf 2 Tewerkstelling van vreemdelingen
ARTIKEL 9
1. Onze Minister kan een tewerkstellingsvergunning weigeren of Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan een gecombineerde vergunning weigeren:
a. indien voorzienbaar is dat binnen een redelijke termijn voor de desbetreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt beschikbaar zal komen;
b. indien het een niet eerder toegelaten vreemdeling betreft, wiens leeftijd niet valt binnen bij ministeriële regeling gestelde leeftijdsgrenzen;
c. ingevolge het niet in acht nemen van een beperking waaronder een eerdere vergunning is verleend of wegens het niet naleven van een daaraan verbonden voorschrift;
d. indien geen passende huisvesting voor de vreemdeling beschikbaar is;
e. indien de werving niet heeft plaatsgevonden op een wijze die voor de desbetreffende sector is overeengekomen bij een convenant dat voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde eisen;
f. indien door de werkgever anderszins belemmeringen zijn opgeworpen waardoor de arbeidsplaats niet overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde door aanbod op de arbeidsmarkt vervuld kon worden;
g. indien de werkgever geen erkende referent is als bedoeld in artikel 1, onderdeel t, van de Vreemdelingenwet 2000 omdat zijn erkenning is ingetrokken of geschorst of omdat zijn aanvraag tot erkenning is afgewezen;
h. indien de werkgever een referent is als bedoeld in artikel 1, onderdeel s, van de Vreemdelingenwet 2000 of een erkende referent als bedoeld in artikel 1, onderdeel t, van die wet en hem op grond van artikel 55a van die wet binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning een bestuurlijke boete is opgelegd of indien hij in die periode is gestraft op grond van artikel 108 van die wet;
i. indien de werkgever binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning een bestuurlijke boete is opgelegd op grond van:
1°. artikel 10:1 van de Arbeidstijdenwet;
2°. artikel 33 van de Arbeidsomstandighedenwet;
3°. artikel 18b van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
4°. artikel 18 van de Wet arbeid vreemdelingen; of
5°. artikel 16 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;
j. indien de werkgever binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning is gestraft op grond van:
1°. artikel 273f, van het Wetboek van Strafrecht;
2°. artikel 11:3 van de Arbeidstijdenwet; of
3°. artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet.
>Pas wet aan